Pooh's Magazine editie 3/95
1 September 1995

Zin of onzin?

(Gedachten naar aanleiding van het artikel "Faxen, faxte, gefaxt".)

De meningen over opname van buitenlandse woorden in de Nederlandse taal verschillen. Er zijn er die daar absoluut tegen zijn, er zijn er ook die het haast niet genoeg kan zijn, en daartussenin ligt natuurlijk de grote groep mensen die het wat meer of minder uitmaakt. Laten we eens kort naar een aantal andere Europese landen kijken.

Deens. Degenen die wel eens in Denemarken geweest zijn, of wel eens een Deense tekst hebben zitten lezen, zullen gemerkt hebben dat sommige woorden wel heel erg bekend voorkomen. En inderdaad, het Deens is naast de oorspronkelijke woorden die het bezit, een groot samenraapsel van allerlei buitenlandse woorden. De invloed van bijvoorbeeld het Nederlands, Engels en Duits valt zonder meer op. Het Deens is daarmee nu al een nog groter "zootje" dan het Nederlands ooit zal worden, en taalpuristen moeten de haren in Denemarken toch te berge rijzen. Ik kan me echter niet aan de indruk ontrekken dat de "normale" Deen er geen enkel probleem mee heeft.

Duits. Als je naar de Duitse taal kijkt en afgaat op de spelling van de meeste woorden, zou je kunnen denken dat deze taal weinig buitenlandse woorden kent. Niets is echter minder waar. Er wordt daar wel naar binnenlandse alternatieven gezocht voor buitenlandse woorden, maar dit gebeurt niet in overdreven mate en het is niet het enige. Waar de Duitsers nogal een handje van hebben, is buitenlandse woorden te verduitsen: een woord wordt wel overgenomen, maar in gewijzigde spelling. Een "c" die als "k" wordt uitgesproken, wordt dan ook als "k" geschreven: Kommunikation, bijvoorbeeld. Wie echter goed naar de taal kijkt, ziet dat er voor z'n gevoel toch genoeg woorden zijn die uit een andere taal afkomstig zouden kunnen zijn.

Deze verandering van spelling is overigens een trend die ook in Nederland wel enige opgang heeft, en is iets dat denk ik in elke taal door de eeuwen heen wel heeft plaats gevonden. Je kunt je afvragen of zoiets goed of slecht is, maar daarop is denk ik moeilijk een antwoord te vinden. Persoonlijk vind ik zo iets wel jammer, want de oorspronkelijke spelling van een woord bevat voor een geoefende lezer vaak toch ook enige informatie, en die informatie raak je vaak kwijt in de veranderde spelling, of is op z'n minst moeilijker boven water te halen.

Frans. Sinds juli 1994 is in Frankrijk de zogenaamde wet "Toubon" van kracht. Deze wet regelt het gebruik van buitenlandse woorden in de Franse taal. Waar het op neer komt, is dat het gebruik van buitenlandse woorden practisch geheel verboden wordt, op straffe van boetes. Volgens een oudere wet van 31 december 1975 kunnen deze boetes oplopen tot 600 frank. De nieuwe wet verhoogt deze boetes nog eens.

Alleen als er geen goede Franse alternatieven bestaan, is het gebruik van buitenlandse woorden toegestaan. Deze wet geldt met name voor bedrijven, maar geldt voor alle bedrijven, om het even of dat nou bedrijven van binnenlandse of van buitenlandse oorsprong zijn. Ze geldt ook voor alle communicatie van een bedrijf, zowel die binnenshuis als die naar buiten toe. Uiteraard betreft het hier met name vooral de officiële stukken, zoals contracten, arbeidsovereenkomsten, en dergelijke, maar ook de teksten voor reclame vallen bijvoorbeeld onder deze regels.

Particulieren blijft de dwang op het gebruik van Franse woorden vooralsnog bespaard. Als ze niet weten dat "balladeur" en "bouteuse" de Franse woorden voor respectievelijk "walkman" en "bulldozer" zijn, is dat geen probleem: daar zullen ze niet direct voor worden beboet. Zo'n dwang is uiteraard ook wel erg moeilijk op te leggen: dan ga je bijna richting dictatuur. We kunnen echter vaststellen dat Frankrijk van de genoemde landen wel de meest strenge taalregels heeft. Voor zover mij bekend zijn er in Europa ook geen landen met strengere wetten op dit gebied.

Je kunt je afvragen of zo'n wet als in Frankrijk voorkomt, in de huidige tijd nog enig bestaansrecht heeft. De wereld komt steeds verder open te liggen, dank zij allerlei communicatie-media. Te denken valt daarbij natuurlijk aan Fidonet, maar met name ook aan Internet, allerlei TV-zenders die tegenwoordig via de sateliet te ontvangen zijn, en de draadloze communicatie die momenteel langzaamaan de kinderschoenen aan het ontgroeien is en ook voor Jan met de Pet bereikbaar wordt. De vrijheid van denken en doen wordt dus steeds groter, en wordt vooral ook door dat soort media bevorderd, die daardoor zelf weer aan populariteit winnen, waardoor hun uitstraling ook steeds groter, degelijker en duidelijker wordt.

Je kunt dan achter je bureau gaan zitten en naïef denken dat je "jouw" volk kunt dwingen tot het gebruik van woorden die je zelf leuk vindt, maar van een paar miljoen mensen hebben dáár natuurlijk een paar miljoen mensen maling aan, als ze 24 uur per dag in staat zijn zenders van over de hele wereld te ontvangen. En CNN of een Turkse zender in je eigen taal is er echt niet bij; en of dat ooit zover zal komen? Waarom zou dat ook nodig zijn? Wordt een zender daar beter van? Wordt je er zelf beter van? 't Lijkt me meer van naïviteit getuigen. De wereld bestaat niet alleen uit jouw land, en de wereld spreekt niet alleen maar jouw taal. Je kunt je dus in een hokje opsluiten, en vinden dat de wereld zich maar aan jou aan moet passen, maar de wereld zal daar hooguit smakelijk om lachen, je volkomen negeren, en je net als voorheen de gegevens in haar eigen formaat blijven aanreiken: aan jezelf de keus om ze aan te nemen of niet.

Er is nog iets anders dat me tegenstaat aan een opstelling als de voornoemde Franse. Stel dat je bij zo'n actie de steun van nagenoeg het gehele betreffende volk krijgt. Je sluit je dan dus als het ware collectief op in een hokje, en het resultaat daarvan is dat je een sterker nationalistisch gevoel kweekt. Dat de wereld zich aan jou aanpast kun je wel vergeten, dus het gevolg is een toenemende polarisatie tussen het betreffende land, en de rest van de wereld. Of nog erger: als er meerdere landen zijn die dit gaan doen, levert dit spanningsvelden tussen die landen op, en dientengevolge een steeds onstabielere (politieke) situatie. Uiteindelijk kan een oorlog het gevolg zijn. En wie zit daar nou op te wachten, behalve de defensie-industrie.

De vraag of je buitenlandse woorden uit een taal zou moeten weren, zou ik dus met nee willen beantwoorden. De vraag of je buitenlandse woorden uit het Nederlands zou moeten weren en daar "goede" Nederlandse woorden voor zou moeten verzinnen zou ik dus ook met nee en nee willen beantwoorden: niemand zit te wachten op een woord als "droogzwierder' (= centrifuge). Een taal leeft sowieso, woorden verdwijnen, en nieuwe woorden onstaan. Wie weet er bijvoorbeeld nog wat een "rooie cent" is. Evenmin gebruiken we nog woorden als "daalder", "dukaat" of "florijn". En hoe lang duurt het nog voor het gros van de bevolking niet meer weet hoeveel een cent, of zelfs een stuiver waard is. Die waardes kunnen over 25 jaar wel bijna nietszeggend zijn.

Hoe zou je trouwens een woord als "fax" willen vertalen? Of computer, bijvoorbeeld: rekenmachine voldoet daarvoor niet, want dat zijn duidelijk andere, compactere en handzamere apparaatjes, en een rekenaar (om het naar Duits voorbeeld te doen) vind ik toch ook wat raar, want dat lijkt me een persoon die rekent.

Met andere woorden: neem het zoals het komt en pas de nieuwe woorden in binnen de regels die toch al bestaan. Voor de meeste mensen geldt: naarmate je ouder wordt, wordt je wat conservatiever. Maar de wereld draait gewoon door, en wat jij in jouw jeugd de normaalste zaak van de wereld vond, was destijds voor je ouders ook niet altijd even "normaal". Zo zal er ook een verschil zijn tussen wat je op je 25e ziet en wat je op je 40e ziet. Maar de uitspraak: "Vroeger was alles beter.", is wat achterhaald, denk ik. Misschien zou men in het algemeen eens wat meer eerst moeten denken "Hoe was dat in *mijn* jeugd eigenlijk?", om vervolgens tot de conclusie te komen dat de wereld toen ook al aan veranderingen onderhevig was, alvorens geniepig lachend zittend achter een bureau allerlei regels te bedenken waar toch geen mens op zit te wachten.

J.D. Otter


Return to index